Er zijn veel verschillende voornaamwoorden, namelijk: persoonlijke, bezittelijke, wederkerende, wederkerige, aanwijzende, betrekkelijke, vragende en onbepaalde voornaamwoorden.
Evenzo wordt gevraagd:,Wat is een wederkerend werkwoord?
Een wederkerend werkwoord heeft een wederkerend voornaamwoord zoals zich bij zich: zich wassen, zich vergissen, enz. Sommige van die werkwoorden zijn verplicht wederkerend; ze moeten altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich hebben. Andere werkwoorden kunnen zowel met als zonder wederkerend voornaamwoord voorkomen;
Daarvan,Wat is het voornaamwoord van een verplicht wederkerend werkwoord?
In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord hoort het voornaamwoord bij het werkwoordelijke gezegde. In ‘De kinderen gedroegen zich voorbeeldig’ is gedroegen zich het werkwoordelijk gezegde. Als het werkwoord toevallig wederkerend is, is het voornaamwoord het lijdend voorwerp.
Men kan ook vragen,Wat is een wederkerend voornaamwoord?
Er bestaan in het Nederlands veel zogenaamde ‘wederkerende’ werkwoorden. Deze werkwoorden kunnen herkend worden aan het ‘wederkerend voornaamwoord’ dat erbij hoort. Voorbeelden hiervan zijn ‘je vergist je’, ‘wij moeten ons wassen’ of ‘hij haast zich’.
Wat zijn de meestgebruikte wederkerende werkwoorden?
De meestgebruikte wederkerende voornaamwoorden zijn: je, me, ons en zich. Enkele voorbeelden van wederkerende werkwoorden zijn: vergissen, ergeren, realiseren, aanmelden, abonneren, schamen, wassen, aanstellen, aantrekken, verwondden, scheren, prikken, stoten en amuseren.