Controleer het honderdtal, het derde cijfer van een getal, links naast het tiental. (In het getal 1.234, is 2 het honderdtal). Gebruik daarna het getal aan de rechterkant van het honderdtal, het tiental, om te bepalen of je naar boven of naar beneden moet afronden, waarbij de getallen erachter gelijk worden aan nul.
Dan,Waarom moet je het getal 3.438 afronden op honderdtallen?
Omdat dit getal een 5 of hoger is, rond je af naar boven en tel je dus 1 bij het honderdtal op. Het honderdtal verandert dus van een 4 in een 5. Alle getallen rechts van het honderdtal worden een 0. Het antwoord is dus 5.500. Stel je moet het getal 3.438 afronden op honderdtallen.
Men kan ook vragen,Wat is het getal rechts van het honderdtal?
Is het getal een 4 of lager, dan rond je af naar beneden. Is het getal een 5 of hoger, dan rond je af naar boven. Omdat dit getal een 4 of lager is, rond je af naar beneden en blijft het honderdtal dus hetzelfde. Alle getallen rechts van het honderdtal worden een 0.
verder,Is het getal 4 of hoger dan 5?
Bij het afronden gelden altijd deze regels: Is het getal een 4 of lager, dan rond je af naar beneden. Is het getal een 5 of hoger, dan rond je af naar boven. Omdat dit getal een 5 of hoger is, rond je af naar boven en tel je dus 1 bij het honderdtal op. Het honderdtal verandert dus van een 4 in een 5.
Is het getal een 4 of hoger dan het honderdtal?
Is het getal een 4 of lager, dan rond je af naar beneden. Is het getal een 5 of hoger, dan rond je af naar boven. Omdat dit getal een 5 of hoger is, rond je af naar boven en tel je dus 1 bij het honderdtal op. Het honderdtal verandert dus van een 4 in een 5. Alle getallen rechts van het honderdtal worden een 0.